Laagveengebieden
Problematiek: In het landelijke laagveengebied (circa 85% van alle veengronden) daalt de bodem. Dat komt door zetting, inklinking en veenoxidatie, waarbij inklinking en veenoxidatie vooral veroorzaakt worden door ontwatering. Oxidatie (verbranding) van veengrond leidt tot uitstoot van broeikasgassen. Dit wordt versterkt als grasland wordt gescheurd en er andere gewassen op worden geteeld.
Beleidskeuzes m.b.t. landbouw:
- Streven naar grondwaterstand van 20 tot 40 cm vanaf het maaiveld in 2030.
- Stevige inzet op behoud grasland.
Consequenties: Een hogere grondwaterstand zal een grote impact hebben op de agrarische bedrijfsvoering en daarmee het verdienmodel. Het kabinet gaat in overleg met de partijen om een eerlijk inkomen te verdienen. De overheid faciliteert in een omslag naar extensievere landbouw, opkoop van grond, afwaardering van grond en verpachting van grond met bepaald beheer.
Verzilting kustgebieden
Problematiek: 14% van het Nederlandse grondoppervlakte heeft te maken met of kans op verzilting. Door aanvoer van zoetwater proberen we dit tegen te gaan. Echter door de zeespiegelstijging, langere periodes van droogte, verminderde rivierafvoeren, bodemdaling in rivieren is dit steeds lastiger.
Beleidskeuzes m.b.t. landbouw:
- Het Rijk en de waterschappen zetten zich in voor aanvoer van zoetwater.
- In toekomstige Stroomgebiedbeheerplannen (2028-2033) komt er extra aandacht voor verzilting.
Consequenties: Bij schaarste in zoetwater krijgen veenweidegebieden voorrang boven andere gebieden bij het tegengaan van verzilting.
Hoge zandgronden
Problematiek: De hoge zandgronden hebben te maken met grote waterkwaliteit-, bodem- en biodiversiteitsproblemen. Intensief gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, buitenlandse belasting en lokale lozingen van rioolwaterzuiveringsinstallaties zijn de belangrijkste oorzaken.
Beleidskeuzes m.b.t. landbouw:
- Provincies werken in gebiedsprogramma de maatregelen uit het addendum bij het 7e actieprogramma uit (o.a. de brede bufferstroken langs beekdalen, 100 - 250 meter).
- Bodem moet langer water vasthouden en minder snel afvoeren (sponswerking).
- Verhoging van het grondwaterpeil van 10 tot 50 cm.
- Beperkingen van grondwateronttrekkingen rondom Natura 2000-gebieden.